Abdijkoor Thorn

Officia Propria

Het Abdijkoor Thorn brengt gregoriaanse gezangen ten gehore. Een heel bijzondere vocale bron voor het koor vormt de zogenaamde “Officia Propria Nobilium Virginum Thorensium”, ofwel in een vrije vertaling “Het eigen officie van de adellijke jonkvrouwen van Thorn”. 

Het gaat bij de “Officia Propria” om een op schrift gestelde “handleiding”, te gebruiken door de dienstdoende priester (in de abdij van Thorn “kanunnik” genaamd) bij de viering van de liturgie in de Abdijkerk van Thorn. Het handschrift ontstond rond 1600, is in het latijn gesteld en wordt bewaard in het archief van de abdij van Thorn in het Regionaal Historisch Centrum te Maastricht.

De “Officia Propria” beschrijft de dagelijkse liturgische gezangen, gebeden, gebruiken (waaronder de processies) en personen die daarbij een rol speelden. Er wordt wel eens beeldend gezegd, dat zich dankzij de “Officia Propria” de historische gezangen, gebeden en tradities in het hier en nu voor onze ogen opnieuw ontrollen. 

Het handschrift van Thorn is heel interessant door zijn ouderdom. Historische onderzoekers hebben er wel eens op gewezen, dat het hier waarschijnlijk een kopie betreft, die is gemaakt van een origineel dat stamt uit de 15e eeuw. Door de teksten en de noten wordt een boeiend en gedetailleerd beeld opgeroepen van de muzikale en liturgische gebruiken in de abdij van Thorn in de tijd van de late middeleeuwen.